Ophoging van het terrein

Zoals vermeld is het terrein naar alle waarschijnlijkheid kunstmatig opgehoogd. Dit heeft te maken met de ontwikkelingen in de tijd en de functies van het kasteel of de havezate. Het kasteel zelf bleef dus droog, maar verder stond alles onder water.

In de bloeitijd van de havezate (vermoedelijk tussen 1648 en 1675) maar in elk geval na de aanleg van de schutstal bij de Schuilenburgerbrug (tussen 1663 en 1672), omdat voor die tijd de schippers nog gebruik hebben gemaakt van de schutstal bij de watermolen, moet het maaiveld opgehoogd zijn tot het huidige niveau.

De eerste ophoging zal beperkt zijn geweest en als doel hebben gehad om de stroombedding verder te versmallen, zodat het water sneller zou stromen en nog eerder op peil zou zijn. Hierdoor werden de problemen met de schippers beperkt, die klaagden over te lange wachttijden.

De latere molenbeek, stroomafwaarts gelegen aan de noordkant van het kasteel (die nu weer hersteld is), zal, zoals gemeld, tegelijkertijd met de laatste ophoging van het kasteelterrein aangelegd zijn. De overige tussenliggende ophogingen zijn waarschijnlijk verricht tijdens de ontwikkeling van de havezate naar zijn bloeitijd en zijn niet te dateren. De bloeitijd is, waarschijnlijk mede door de gevechtshandelingen, kort geweest gezien de jaartallen met de beschrijvingen waarin sprake is van “out, slegt en bouvallig” (1648) en “restant Schuilenburg” (1675).